Zwangere vrouwen met de bloedgroep rhesusnegatief hoeven vanaf 1 juli niet meer automatisch een zogeheten rhesusprik te krijgen.
Dat is te danken aan een nieuwe bloedtest die al in de 27e week van de zwangerschap kan bepalen of het ongeboren kindje rhesuspositief is. Alleen dan hoeft de moeder een rhesusprik te krijgen. Het aantal rhesusprikken kan daarmee met 40% omlaag, schat bloedvoorzieningsorganisatie Sanquin. Op dit moment kan pas na de bevalling worden vastgesteld of de baby rhesuspositief of -negatief is.
Vrouwen die in verwachting zijn, krijgen al vroeg in de zwangerschap een bloedonderzoek aangeboden. Hieruit kan blijken dat een vrouw rhesusnegatief is. Als het bloed van het kind rhesuspositief is, ‘botst’ het als het ware met het bloed van de moeder.
Om te voorkomen dat de moeder antistoffen gaat aanmaken tegen het bloed van de baby krijgt de zwangere vrouw in de 30ste week een zogenaamde anti-D-prik. Tot nu toe kregen voor de zekerheid alle moeders met rhesusnegatief bloed – jaarlijks zo’n 27.000 – deze rhesusprik toegediend.
Vanaf 1 juli 2011 kan in de 27e week onderzocht worden of de rhesusprik echt nodig is. Hierdoor kunnen verloskundigen en gynaecologen veel gerichter een anti-D-prik toedienen.
Theo Buunen, voorzitter van de Raad van Bestuur: ‘Dankzij ons wetenschappelijk onderzoek hebben we nu deze doorbraak bereikt waar we natuurlijk bijzonder trots op zijn. Moeders worden niet meer onnodig geprikt en minder gebruik van geneesmiddelen betekent ook minder kosten.’
Bron: Sanquin
Lees ook:Dikke zwangere krijgt pil om obesitas bij baby te voorkomen
Lees ook:Vitaminepil tijdens zwangerschap zorgt voor grotere baby
Lees ook:Doorbraak in preventie hiv-besmetting kinderen
Lees ook:‘Beetje alcohol tijdens zwangerschap kan geen kwaad’
Lees ook:Lastig kind door drinken tijdens zwangerschap