Medische beslissingen over het levenseinde komen veel meer voor bij kankerpatiënten dan bij andere chronisch zieken. In driekwart van de niet-plotse overlijdens van kankerpatiënten wordt zo’n beslissing genomen, terwijl dat voor andere chronisch zieken maar de helft bedraagt.
Dat blijkt uit een onderzoek van Lieve van den Block, Johan Bilsen en Luc Deliens van de onderzoeksgroep "Zorg rond het Levenseinde" van de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Het onderzoek verscheen in het Amerikaanse kankertijdschrift Journal of Clinical Oncology.
Bij medische beslissingen gaat het vooral om toediening van middelen zoals opiaten, die pijn en symptomen bestrijden, maar als mogelijk neveneffect snellere sterfte kunnen hebben. Kankerpatiënten kiezen daar vaker voor.
Beslissingen om levensverlengende behandelingen stoppen of niet op te starten komen dan weer meer voor bij patiënten die sterven aan andere aandoeningen dan kanker. Het gaat dat vooral om oudere patiënten met meerdere chronische ziektes, die geleidelijk fysiek en/of mentaal achteruit gaan.
Een mogelijke verklaring voor de verschillen is de grotere toegankelijkheid van palliatieve zorg voor kankerpatiënten. "Misschien worden pijn of andere symptomen ook te weinig herkend bij niet-kankerpatiënten", aldus de VUB. "Bij oudere, incompetente patiënten met meerdere chronische aandoeningen stelt zich sneller de vraag naar de zin van verder behandelen. Bij kankerpatiënten worden waarschijnlijk ook meer behandelingen volgehouden in het kader van experimentele therapieën zoals chemotherapie", luidt het.
Bron: hln.be
Lees ook:Tweederde zieke ouderen is ‘dubbel ziek’
Lees ook:Rokers met kanker hebben meer pijn
Lees ook:Patiënten betrekken in beslissingen heeft veel voordelen
Lees ook:‘Nederland niet voorbereid op toename kankerpatiënten’
Lees ook:UMC Utrecht onderzoekt hoe zorg bij kanker beter kan