Steeds meer pasgeborenen met ernstige, maar behandelbare aandoeningen, kunnen met de hielprik vroegtijdig worden opgespoord om daarmee erger te voorkomen. Echter, in veel Europese landen worden de mogelijkheden die de hielprik biedt onvoldoende benut, waardoor pasgeborenen met dergelijke aandoeningen toch ernstig ziek worden. Dat blijkt uit onderzoek van onder andere het VU medisch centrum en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Zij onderzochten, samen met Duitse en Italiaanse collega’s, hoe verschillende landen in Europa omgaan met de toenemende mogelijkheden van de hielprik. Bij de hielprik, die elke baby enkele dagen na de geboorte krijgt, prikt een arts enkele druppels bloed uit de hiel van een pasgeboren baby. Aandoeningen kunnen zo al vroeg opgespoord en behandeld worden.
Uit het onderzoek blijkt dat het aantal aandoeningen waarop getest wordt, varieert van 1 tot bijna 30. Nederland test op 17 aandoeningen. Steeds meer aandoeningen komen in aanmerking voor opname in de hielprik. Van de 34 landen die deelnamen aan het onderzoek, werd in 21 landen het programma in de laatste 5 jaar uitgebreid.
Dat sommige landen met de hielprik slechts enkele aandoeningen opsporen, komt volgens de onderzoekers deels door gebrekkige kennis van de artsen, deels door een gebrek aan geld. Niet alle landen willen geld beschikbaar stellen om de tests uit te breiden met andere technieken.
Vroege opsporing van de behandelbare ziekten, kan echter ook geld besparen. De onderzoekers pleiten dan ook voor meer Europese samenwerking op het terrein van scholing en uitwisseling van expertise en infrastructuur.
Bron: VUmc
Lees ook:Hielprik wordt uitgebreid
Lees ook:Hielprik spoort meer zieke kinderen op
Lees ook:‘Ook onbehandelbare ziekten moeten in de hielprik’
Lees ook:België neemt ook meer ziektes op in hielprik
Lees ook:Noodkreet over hielprik